Taakgericht werken in Zuid-Limburg
Sinds 2,5 jaar verzorgt JENS (Jong en Sterk) de basisjeugdhulp in de gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal. Ondanks structurele tekorten is deze nieuwe taakgerichte manier van werken succesvol gebleken. Nu investeren de gemeenten nog eens 3,7 miljoen euro extra voor de komende anderhalf jaar, met optie op verlenging. Wat zijn de belangrijkste lessen uit de samenwerking? “In plaats van aandacht en begrip te eisen voor onze eigen behoeftes, vragen wij vooral naar die van de ander.”
In 2018 wilden de drie Zuid-Limburgse gemeenten de jeugdhulp drastisch omgooien. “We waren vooral inkopers en wat wij heel erg misten was het gesprek met de zorgsector over de inhoud”, vertelt wethouder Jeugd Jordy Clemens van de gemeente Heerlen. “Wat is goed voor de jeugdhulp en hoe kunnen we die beter organiseren? We wilden het meer in de omgeving van het gezin gaan organiseren, of op school. Als de gesprekken alleen maar over facturen en inkopen gaan dan krijg je geen gezamenlijk gevoel van werken aan betere jeugdhulp.”
Daar bovenop zagen de gemeenten dat er met de open house constructie, waarin heel veel aanbieders meedingen, veel versnippering plaatsvond. Clemens: “Hoe zorg je ervoor dat verschillende zorgpartijen niet tegen elkaar gaan concurreren, maar dat ze gaan samenwerken voor betere jeugdhulp? Dat is de basisgedachte geweest om het echt over een andere boeg te gooien in onze drie gemeenten.”
Samenwerkingsverband
De opdracht uit de Europese aanbesteding werd gegund aan JENS, een samenwerkingsverband van vier zorginstellingen en drie welzijnsorganisaties, – Alcander, Koraal, MeanderGroep, Mondriaan, Radar, Welsun en XONAR -, die op 1 januari 2019 is gestart. De keuze om binnen de ambulante jeugdhulp taakgericht te gaan werken kwam mede voort uit de ervaringen die de gemeente Heerlen al had opgedaan met de keuze om voor de uitvoering van de WMO voor een coöperatievorm te kiezen. Clemens: “Daar zagen we dat de zorg effectiever en efficiënter werd. De euro’s die je erin stak kwamen beter terecht. Dat gaf de gemeenten Heerlen, Landgraaf en Voerendaal ook de inspiratie om ook voor ambulante jeugdhulp voor een construct te kiezen waarvoor aanbieders als één partij konden inschrijven.”
“En dat was precies waar de vier aanbieders samen al naar toe werkten en wat ontwikkelruimte gaf voor het ontstaan van de coöperatie JENS”, vult Sven Balk, directeur JENS, aan.
Vanuit de gemeenten wordt JENS begeleid door een multidisciplinair accountteam. Want, licht beleidsmedewerker maatschappelijke ontwikkeling van de gemeente Voerendaal, en lid van het accountteam Miriam van Ooijen toe “een belangrijk onderdeel van de keuzes voor het bekostigingssysteem is ook de wijze waarop de gemeenten en JENS voor, tijdens en na de aanbesteding met elkaar omgaan. Dat vraagt tijd en aandacht voor elkaar. Het contract- en leveranciersmanagement is daarop afgestemd.
Ambulante jeugdhulp
De drie gemeenten besloten alleen ambulante jeugdhulp te organiseren in de opdracht, dus geen residentiele jeugdzorg. “We hebben het besproken met het veld en er ontwikkeldialogen over gevoerd, met als gezamenlijke conclusie dat je voor de contractering van deze specialistische zorg het schaalniveau van de (grotere) jeugdzorgregio nodig hebt”, legt Van Ooijen uit.
Maar leidt dit niet tot meer onduidelijkheid rond de vraag waar je moet zijn voor deze vorm van jeugdzorg? Was het niet juist het idee achter de decentralisatie dat die vermaledijde afzonderlijke toegangspoortjes en potjes zouden verdwijnen? Van Ooijen denkt van niet. “Andere toegangspoorten tot de zorg zullen er altijd zijn, zoals jeugd- en huisartsen en gecertificeerde instellingen (GI’s). Het gaat erom samen met het gezin te kijken wat nodig is, wat het beste is en hoe we het samen kunnen opbouwen.
Gemeenten gaan er volgens Balk terecht vanuit dat kinderen bij JENS bekend of verzorgd zijn. “Het is niet zo dat je van de ene of de andere dag naar residentiele zorg gaat die we dan inkopen bij de regio Zuid-Limburg. Meestal wordt in een zorgoverleg besloten of en welke residentiele zorg passend is.” Want, zo stelt Erik Hoesbergen, vertegenwoordiger van het bestuur van JENS: “Samenwerken is het onderhandelen en realiseren van het best mogelijke antwoord op een vraag door voortdurend het moeten, het willen en het kunnen van de partners op elkaar af te stemmen.”
Financiële tekorten
Eind vorig jaar werd bekend dat JENS door een groeiende hulpvraag kampte met een structureel tekort van ongeveer 3 miljoen euro. Waarom gaan ze ondanks de financiële tekorten toch met elkaar door? “Helemaal aan het begin van het proces kwam uit een ronde langs de zorgaanbieders de verwachting naar voren dat we niet alleen inhoudelijk winst zouden boeken maar ook dat we de komende jaren behoorlijke efficiencywinst zouden behalen”, legt Clemens uit.
“Ook externe partijen benadrukten dat dit de mogelijkheid was om financieel te besparen. Met dat idee zijn we van start gegaan. In de bedragen die we jaarlijks beschikbaar stellen aan JENS zat dan ook een dalende lijn. Achteraf moeten wij vaststellen dat wij destijds de data nog niet goed op orde hadden, waardoor wij een foutief vertrekpunt hanteerden. Daarnaast steeg, net als in heel Nederland, juist de vraag naar jeugdhulp en dus ook de kosten per kind. Dat is iets wat de gemeenten, maar ook de aanbieders toen niet konden voorzien. Nu het optreedt, vinden we wel dat we er op een verantwoordelijke manier mee moeten omgaan.”
Dus toen JENS zich meldde met de financiële tekorten hebben de gemeenten een onderzoek uitgevoerd. Daaruit bleken de tekorten realistisch te zijn omdat er inderdaad sprake is van een buitenproportionele groei van het aantal kinderen en jongeren met jeugdhulp. Clemens: “We concluderen dat JENS goed werk doet, dat ze geen geld over de balk smijten en constateren dat die hoge kosten vooral met aantallen te maken hebben, dat wij ook ons deel doen.”
Daar is wethouder jeugdbeleid Alex Schiffelers van Landgraaf het helemaal mee eens. “We hebben bewust gekozen om jeugdzorg op een andere manier in te richten, om het dichter bij de scholen en gezinnen te doen. Daar staan we nog steeds achter. Als je intrinsiek gemotiveerd bent moet je ook bereid zijn om daarin te investeren. Natuurlijk is het teleurstellend als je moet constateren dat de financiële verwachtingen niet uitkomen Wat we ons gaandeweg echter ook realiseerden is dat we nog beter moeten kijken naar de financiële onderlegger voor deze vorm van jeugdhulp. Ik wil niet ieder jaar een financiële discussie moeten voeren of wat we willen wel betaalbaar is. Aantallen zijn duidelijk richtinggevend. En dan zie je dat het belangrijk is om die basis goed vast te stellen en op orde te krijgen.”
De gemeenteraden hebben inmiddels de extra investering voor 2021 en 2022 goedgekeurd.
Taakgericht werken
Veel gemeenten kiezen uit bezuinigingsoverwegingen voor de taakgerichte variant, en het werken met één aanbieder. Een les in Zuid-Limburg is dat het niet per se goedkoper, maar vooral inhoudelijker beter kan. En dat het proces tijd kost. “Dit is misschien wel een van de belangrijkste lessen”, aldus Clemens. “Het partnerschap tussen gemeenten en aanbieders en onderwijs kost tijd. We hebben de afgelopen twee jaar op microschaal gezien hoe lastig het was. Tegelijk zien we op macroschaal dat als je wilt dat er op termijn minder jeugdhulp moet worden geboden, je nú kwalitatief betere jeugdhulp zal moeten bieden. Ik geloof dat we dat de afgelopen twee jaar hebben bereikt met de samenwerking met JENS.”
En samenwerken doe je niet alleen, leren is een proces, vult Sven Balk, directeur JENS aan. “De keuze en uitwerking van taakgericht werken vraagt om een gezamenlijke inhoudelijke grondslag en visie, waarbij de financiële motieven ondergeschikt zijn aan de inhoudelijke motieven.”
Schiffelers is trots op wat JENS en de gemeenten in korte tijd hebben neergezet, ondanks de komst van corona. “Normaal gesproken is het organiseren van hulp met allemaal partners een ingewikkeld traject. Hoe mooi is het feit dat wij met één partner de noodopvang in no time snel hebben geregeld. Andere gemeenten kijken naar ons als voorbeeld. Successen zijn er zeker. Zo is de relatie tussen huisartsen en JENS enorm verbeterd, en is er veel meer vertrouwen. Ze verwijzen niet meer één op één door naar JENS, maar zoeken ook andere oplossingen.”
Juist het normaliseren, het kijken wat gezinnen wel kunnen doen, en zorg bieden in de eigen omgeving, noemen zowel Clemens als Hoesbergen als de sterke kant van JENS. “Met al die verschillende zorgpartijen aan boord, zoals jeugd- en jongerenwerk komen ze dicht bij het gezin”, vertelt Clemens. “Daar ben ik trots op. Zo creëer je ook zelfredzaamheid en zelfstandigheid. Ik wens ons elke dag meer van dat.”
Hoesbergen: “De beweging die JENS in gang heeft gezet gaat verder dan haar eigen ontwikkeling als organisatie, het brengt een transformatieslag van het gehele lokale zorgveld met zich. Gebaseerd op andere principes. En dat is waar JENS dagelijks mee bezig is.”
Dit artikel is oorspronkelijk gepubliceerd op de website en in de nieuwsbrief van het Ketenbureau i-Sociaal Domein.