Steden groeien, maar ongelijkheid neemt toe

De steden zijn de motor van onze economie. Dat blijkt maar weer uit het onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving dat gisteren werd gepresenteerd. De economie doet het er goed, de productiviteit is hoog, bedrijven concurreren om goede arbeidskrachten en de lonen liggen er hoger dan buiten de stad. Met Amsterdam en Utrecht als koplopers. Maar ook de ongelijkheid neemt toe. Zowel binnen de steden als tussen steden onderling. Onderzoeker Otto Raspe licht toe.

Samen met Edwin Buitelaar en Anet Weterings presenteerde hij gisteren het onderzoek ‘De Verdeelde Triomf’. Voor het eerst is onderzoek gedaan naar hoe de groei van steden zich vertaalt in werkgelegenheid en lonen.

Ongelijkheid

Er lijkt een schaduwkant te kleven aan het succes. Met de groei van de steden neemt de ongelijkheid toe tussen mensen met een hoog en een laag loon. Niet omdat de laatste groep minder is gaan verdienen, maar juist omdat de lonen van de best betaalden sterker stijgen.Ook de segregatie neemt toe: armere inwoners van de stad komen bij elkaar in wijken te wonen. Overigens is dit allemaal nog relatief laag vergeleken bij andere landen. Ook tussen de steden in Nederland is er verschil. Niet alle steden zijn winnaars.

Waarom hebben jullie dit onderzoek gedaan?

“Het debat over de stad kent vaak weinig empirische onderbouwing, begrippen die door elkaar worden gebruikt én een alarmistische toon: de kloof tussen verschillende groepen groeit, polarisatie neemt toe. We willen met deze studie het alarmisme nuanceren, laten zien hoe het zit in Nederlandse steden. Er zijn meerdere perspectieven op ongelijkheid. Bovendien plaatsen we het debat in de literatuur. We hebben een paar belangrijke studies bij elkaar gelegd. Het boek van Ed Glaeser ‘The Triumph of the City” geeft het beeld van een scherp contrast tussen stad en niet-stad. We keken ook op sociaaleconomisch vlak naar studies over ongelijkheid, zoals Piketty. Volgens Enrico Moretti komt dit samen: de verschillen tussen steden groeien. Bovendien groeit de segregatie in steden. Zie je dit nu ook allemaal in Nederland, vroegen wij ons af. Wij wilden de literatuur verbinden aan empirisch onderzoek.”

En daaruit blijkt hoe belangrijk steden zijn voor onze economie, maar dat de ongelijkheid ook groeit. Wat zijn voor jou de belangrijkste conclusies?

“Belangrijk is dat dit onderzoek duidelijk laat zien dat de groeipaden van de steden enorm onderling verschillen. Amsterdam en Utrecht groeien bijvoorbeeld veel harder. Rotterdam. Den Haag en Haarlem weer minder. Maar vergeleken met andere landen doen we het heel goed. We hebben hier geen Detroit, de Amerikaanse situatie waarbij de uitersten uit elkaar groeien. Je ziet wel in de steden veel dezelfde principes. Hoogopgeleide banen clusteren zich in de stad, wat impact heeft op de lage inkomens. Kijk bijvoorbeeld naar Amsterdam. Hoogopgeleide mensen verdienen hier 10 procent meer dan mensen met dezelfde banen buiten die stad. Voor laagopgeleide mensen is dat verschil 4,5 procent. Helaas heeft dit trickle-down effect geen invloed op de mensen die buiten de arbeidsmarkt vallen, zeker als ze langer afstand hebben tot die markt. We spreken dan ook van de Verdeelde Triomf.”

Moeten we ons geen zorgen gaan maken over het toenemende verschil tussen arm en rijk?
“We zien dezelfde trend wereldwijd dat ongelijkheid groter wordt. In Nederland is die ongelijkheid, net als de segregatie, relatief laag. Toch zien we overal dezelfde trend dat er een onderkant bestaat die niet meekomt. Dat is dan ook een belangrijke boodschap die wij willen meegeven. Overweeg als beleidsmaker om je meer te richten op die groep.”

Hoe dan?

“Vaak heeft beleid als doel om te egaliseren, de verschillen kleiner te maken. Je ziet dat de bovenlaag daarbij wordt platgeslagen, terwijl het niet de problemen oplost van de onderlaag. Is het niet interessant om juist te kijken naar de groep die onder de armoedegrens leeft? Dat is een groot dilemma. Wil je egaliseren of zet je in op de positie van die onderkant en zorg je voor betere ontwikkelingsmogelijkheden voor deze mensen? Daarbij is de bestuurlijke neiging vaak voor fysieke oplossingen te kiezen. De vraag blijft altijd of je daarmee wel de juiste mensen bereikt. Rotterdam kwam laatst in het nieuws met plannen voor nieuwe bruggen over de Maas om bepaalde wijken beter toegankelijk te maken en daarmee de sociaaleconomische verschillen in de stad te verminderen. Wij denken dat je je beter kunt richten op de mensen in die wijk, op hun vaardigheden en hun positie op de arbeidsmarkt om die wijk te verbeteren.”

Hoe belangrijk is de stedelijke structuur van Nederland nu op de groei van banen?

“Nederland kent een krachtig netwerk aan kleinere steden die onderling goed met elkaar zijn verbonden. Een zogenoemde polycentrische structuur. In plaats van een grote metropool waar alles plaatsvindt. Vaak richt het debat zich op de vraag welke van de twee stedelijke structuren beter is. Daarbij wordt echter uit het oog verloren wat maakt dat steden groeien. Belangrijker is te kijken naar hoe de groeimotor functioneert. Over het algemeen is dit de sectorstructuur van de stad, de kwaliteit van de beroepsbevolking en , de ruimtelijke condities die groei faciliteren. Amsterdam en Utrecht kennen een structuur die attractief is voor hoogopgeleide, creatieve banen die zich er clusteren. Dat versnelt het hele proces van banengroei. Inzetten op gunstige productie- en innovatiemilieus in de stad is in dat opzicht belangrijker dan de nationale stedelijke structuur. Die we bovendien niet op korte termijn kunnen veranderen. Goed functionerende steden wel. Die trekken een deel van de stad omhoog. Waarbij geldt dat omdat niet iedereen van de triomf profiteert het te overwegen is om extra aandacht te hebben voor de mensen die langdurig afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”

Een belangrijke aanbeveling in jullie onderzoek is dat beleidsmakers goed de drie termen ongelijkheid, segregatie en polarisatie moeten onderscheiden. Ze worden vaak door elkaar gebruikt.

“Ja, ongelijkheid kan bijvoorbeeld toenemen, terwijl segregatie in een stad gelijk blijft of zelfs afneemt. Vaak zie je dat de twee als synoniemen worden gebruikt. Maar soms is er helemaal geen verband. Kijk bijvoorbeeld naar hippe steden waar hoogopgeleide mensen kiezen voor andere wijken, waar ze voorheen echt niet wilden wonen. Zo krijg je gentrificatie. Dat levert overigens wel weer de vraag op of je niet alleen een stad krijgt met hoger opgeleiden. Polarisatie is de derde term. Dat is wanneer de bovenkant groeit en ook de onderkant groeit, waarbij de middengroep wegzakt. Waarbij als geheel de ongelijkheid toeneemt. Echter niet doordat de onderkant wegzakt, de onderkant groeit gewoon iets minder hard. Dat is een nuance en eigenlijk meer een ander type ongelijkheid.”

Otto Raspe, onderzoeker PBL. Foto: Pieter Verbeek.

Otto Raspe, onderzoeker PBL. Foto: Pieter Verbeek.

Hoe zit het met kleinere steden, zoals bijvoorbeeld Assen en Emmen. Moeten die zich ontwikkelen net als Amsterdam en Utrecht?
“Nee er is geen succesmodel dat je als stad klakkeloos over kunt nemen. Kijk vooral naar de DNA van je stad zelf en je ommeland. Niet elke stad moet meedingen naar de internationale lijstjes op het gebied van talent of export. Soms moet je gewoon als stad je inzetten om je inwoners prettig te laten wonen en te zorgen voor alle goede voorzieningen. Een stad zijn, waar ook plek is voor rust, ruimte en leisure. Al die steden bij elkaar in het netwerk vormen eigenlijk één groot geheel – een polycentrische metropool – in plaats van een dichtbevolkte, monocentrische metropool zonder rust en ruimte. Want ook die rust en ruimte is heel belangrijk.”

Het onderzoeksrapport ‘De Verdeelde Triomf’ is te vinden op de site van het PBL.
Dit interview is eerder gepubliceerd op de website van Agenda Stad.

You may also like