Burgerinitiatieven stranden maar al te vaak aan gemeenteloket
Nieuws voor de Staatscourant over onderzoek naar wat er gebeurt met burgerinitiatieven.
Gemeenteambtenaren reageren nauwelijks op burgerinitiatieven. Een derde reageerde helemaal niet en 17% kwam niet verder dan een ontvangstbevestiging. Slechts 13% reageert ‘voldoende’. Dat blijkt uit het onderzoek De betrokken burger van de Burgerlijke Raad voor het Regeringsbeleid (BRR), die via een fictieve burger 450 gemeenten testte.
‘Spookburger’ Eric van der Veer is chef van de groenteafdeling van een supermarkt en wil een eethuis voor eenzame ouderen openen. In de geest van het motto van het kabinet ‘Samen werken, samen leven’ heeft hij een enthousiaste groep vrijwilligers verzameld. Het enige dat hij nog nodig heeft is de hulp van de gemeente bij de aanvraag van vergunningen en ander papierwerk. Op 14 mei stuurde Steven de Jong van de zelfbenoemde onafhankelijke raad BRR namens Eric een brief naar 450 gemeenten. Doel: het toetsen op daadkracht van de woorden van politici in het kader van het kabinetsmotto.
De meeste reacties die terugkwamen gingen niet verder dan schouderklopjes. Ook werd ‘Eric’ met een kluitje in het riet gestuurd. De voorlopige conclusie van De Jong: ‘De burger krijgt nu zijn eisen tot efficiĆ«ntere dienstverlening als een boemerang terug in het gezicht. Er is namelijk geen tijd en geld meer om burgers met raad en daad bij te staan. Zowel de burger als de ambtenaar is hier de dupe van geworden, want ik merk aan veel reacties dat ambtenaren wel willen, maar niet de ruimte krijgen om burgerinitiatieven te ondersteunen.’
De Jong noemt het kabinetsmotto een wassen neus. ‘Dat doe ik niet met plezier. Toen ik van het motto hoorde, dacht ik: eindelijk, wij burgers morgen weer eens meedoen. Maar het blijkt dat de regering totaal voorbij gegaan is aan waar het eigenlijk om gaat. Een burger kan namelijk best leven met een niet-betrokken minister, maar hij kan niet leven met een onbetrokken ambtenaar in zijn gemeente.’
Er zijn overigens wel gemeenten geweest die spookburger Eric van der Veer goed hielpen, zoals het Stadsdeel Oud-Zuid in Amsterdam en Menaldumadeel. De Jong: ‘De ambtenaren daar lieten zien dat zij weten wat er speelt in hun gemeente, dachten erg mee, behoedden de burger voor hobbels, en lieten weten hoe die geslecht kunnen worden.’ Ook de gemeenten die wat kort van stof waren, scoorden soms opmerkelijk goed. Bijvoorbeeld Kerkrade, waar de wethouder op huisbezoek wilde komen.
De gemeenten die wel goed scoren, betrekken drie keer zo vaak een maatschappelijke organisatie (welzijnsorganisatie) bij de behandeling van het initiatief. De Jong trekt daaruit de conclusie dat deze organisaties zeer nuttig zijn om burgerinitiatieven te ondersteunen. Burgerinitiatieven gaan verder dan het loket, waarschuwt De Jong. ‘Wil de overheid echt werk maken van samen leven, samen werken, dan zal ze full time ambtenaren moeten aanstellen die van burgerinitiatieven hun core business maken.’