‘Focus steden moet meer op mensen komen te liggen’
De economische groei is grotendeels geconcentreerd in steden. Het beleid van Agenda Stad sluit hier mooi op aan. Maar, zo benadrukt het PBL in haar Balans voor de Leefomgeving, die groei gaat gepaard met een toename van verschillen. Stedenbeleid moet daarom niet te veel uitgaan van een trickle-down effect alleen, stelt Niels Sorel een van de onderzoekers.
In welke thema’s van de Balans van de Leefomgeving is die toename van verschillen te zien?
Sorel: “De toenemende ruimtelijk-economische verschillen zie je onder meer goed op de woningmarkt. In Amsterdam zijn de woningprijzen bijvoorbeeld al weer hoger dan voor de crisis, terwijl in andere steden deze nog steeds niet zijn opgekrabbeld. De verschillen vind je ook op andere thema’s zoals gezondheid. Sommige wijken zijn ongezonder dan anderen. Dat ligt vooral aan de clustering van de bevolking in die wijken. Je ziet bijvoorbeeld dat wijkbewoners in de laagste sociaaleconomische klasse zo’n 15 jaar eerder te maken krijgen met beperkingen door chronische ziekten dan bewoners in de hoogste klasse en gemiddeld 6 jaar korter leven. Tegelijkertijd kennen we nu een zorgstelsel dat bezig is met een transitie naar zelfredzaamheid en meer participatie van de burger. Je kunt je afvragen of dat nog wel past? Deze wijken kennen vaak veel werkloosheid, veel allochtonen en een lage sociale status. Kunnen we stappen nemen in de ruimtelijke inrichting om gezondheid te bevorderen? Goed ingerichte, prettig leefbare wijken kunnen helpen gezondheid en welzijn te bevorderen”
Jullie plaatsen ook kanttekeningen bij het huidige ruimtelijk-economische beleid?
“Het beleid is momenteel vooral gericht op sterker maken wat al sterk is. Waar in het verleden het beleid gericht was op spreiding om heel Nederland mee te laten profiteren, zijn we ons de laatste tien jaar gaan richten op de sterke regio’s en steden. Met de vooronderstelling dat er een uitstralingseffect op de rest van het land zou hebben. Agenda Stad had dat volgens mij in het begin ook. Steden zijn de motor van onze economie. Door in te zetten op versterking daarvan zullen ze de rest meenemen. De vraag is of deze aanpak werkt. Zijn er daadwerkelijk zulke trickle-down effecten? Uit het eerdere PBL onderzoek De Verdeelde Triomf bleek dat effect niet overal en niet voor iedereen op te gaan. Om mee te profiteren van het tij dat omhoog gaat, is alleen in de stad wonen niet voldoende. Er zijn meer factoren. Bovendien wat gebeurt er met de rest als je inzet op het sterker maken van wat al sterk is? Je ziet nu duidelijk dat sommige regio’s in ons land harder groeien dan andere op het gebied van werkgelegenheid en woningmarkt. Het tempo waarin die verschillen zich voordoen neemt toe.”
Hoe groot is het probleem?
“Of deze toename van verschillen erg is, is een politieke kwestie. Is het goed voor Nederland als de sterkste steden sterker worden, en het verschil met de zwakkere (stedelijke) regio’s daarmee groter wordt en de ongelijkheid ertussen toeneemt? Of is er een probleem wanneer er naast groeiregio’s bepaalde regio’s zijn die economisch gezien krimpen? Of gaat het niet om de vergelijking tussen regio’s, maar is het de vraag of zwakke regio’s onder een bepaalde ondergrens komen? En waar ligt die dan? Ondertussen is de Agenda Stad ook verder gegaan. Een City Deal als Inclusieve Stad gaat bijvoorbeeld helemaal niet over de economische insteek, maar gaat veel meer om het sociale aspect.”
Geven jullie aanbevelingen in de Balans voor de Leefomgeving om de verschillen tegen te gaan?
“De Balans geeft geen aanbevelingen maar brengt ontwikkelingen in beeld en de mogelijke gevolgen hiervan. Let allereerst op de effecten van het huidige ruimtelijk-economisch beleid, ook al is dit beleid goed te verantwoorden. Hou goed in de gaten via monitoring of het werkt en wat er met de rest, de minder sterke regio’s en steden, gebeurt. Denk er verder over na wat het betekent als de verschillen toenemen en hoe je er tegenover staat. Dat is dus de vraag aan de politiek. In Amsterdam zijn er bijvoorbeeld wijken die niet meer meedoen en waar talenten niet worden ontdekt en ontwikkeld volgens Jos Gadet, hoofdplanoloog bij de gemeente. Dit terwijl de bewoners juist meer moeten functioneren in een participatiesamenleving. Dat is een beleidsvraagstuk om aan te pakken. Deze ongelijkheid komt terug in het komende werkprogramma van het PBL. We gaan daar meer empirisch onderzoek naar doen.
Wat kunnen de steden nog meer doen?
“Vanuit ruimtelijk perspectief kunnen we bijvoorbeeld veel doen met fysieke ingrepen, zoals door meer te bouwen. Op wijkniveau kun je bijvoorbeeld denken aan meer duurdere woningen in wijken, zodat er meer een mix ontstaat van sociale huur en koopwoningen. Als stad kun je werken aan je bereikbaarheid, je groenvoorzieningen en je aantrekkelijkheid, maar je moet je altijd afvragen wat je mensen eraan hebben. Je kunt je stad bijvoorbeeld aantrekkelijker maken voor bedrijven, maar als de inwoners niet over de juiste vaardigheden beschikken om daar te kunnen werken, verandert er nog weinig.”
We moeten dus meer richten op mensen?
“Ja. Bij het ontwerp van nieuwbouwwoningen en voorzieningen moet niet alleen de Dienst Ruimtelijke Ordening meedenken, maar ook Sociale Zaken. De nadruk ligt nu vaak vooral bij hoogopgeleide mensen en bedrijven die daarbij passen. We gaan te veel uit van het trickle-down effect. Het kan ook anders, zoals we zien bij de Economic Board in Twente die bewust ook kijkt naar banen voor lager opgeleiden. Of Brainport Eindhoven, naast de kenniswerkers en de high tech innovaties is hier de maakindustrie cruciaal. Die vraagt om bepaalde vaardigheden en vakmanschap en juist niet alleen om hoogopgeleiden. Het kijken naar de hele keten in de industrie is een deel van het succesverhaal van Eindhoven.”
De ondertitel van de Balans is ‘Richting geven – ruimte maken. Waar staat dat voor?
“Met elkaar moeten we dingen voor elkaar zien te krijgen. Het Rijk kan dit namelijk niet alleen. Wat we zien in de leefomgeving in de breedte, -van natuur tot economie-, is dat er in de samenleving veel energie zit om met verduurzaming aan de slag te gaan, van klimaatverandering tot circulaire economie. Het ontbreekt echter soms aan duidelijkheid en voldoende richting vanuit de overheid. Dat weerhoudt partijen in de samenleving bij het doen van investeringen of het opstarten initiatieven. Door meer richting te geven schept de overheid meer duidelijkheid, en daarmee meer ruimte voor partijen om initiatieven te ontplooien. Op het thema circulaire economie heeft het Rijk recent een heel ambitieuze richting aangegeven: Nederland circulair in 2050. Het is mooi dat zo’n nationaal doel uitwerking krijgt in een City Deal op dit gebied. Daarmee krijgt dit thema richting en invulling. Nu is het kijken hoe. En wat het oplevert.”
Dat samen kijken naar hoe je een vraagstuk aanpakt is natuurlijk helemaal de aanpak bij de City Deals.
“Agenda Stad en de City Deals passen dan ook heel goed bij de tijdsgeest, waarbij het Rijk samen met medeoverheden en private partijen werkt aan de invulling van projecten. Ook gemeenten kijken verder. Je ziet steeds meer dat ze niet meer standaard met één partij praten bij projectontwikkeling om dan vervolgens zoveel woningen neer te zetten. Nee, nu gaan gemeenten zelf op pad om moeilijke gebieden te bezoeken en te praten met meerdere partijen. En zo werkt het bij City Deals ook. Je gaat samen kijken wat kan op een bepaald thema in plaats van tevoren bepalen wat er moet gebeuren. Belangrijk is wel dat je als overheid weet wat je in je achterzak hebt als je aan tafel gaat met de partijen. Vanuit het Rijk moet er toch een hogere betekenis komen. Het moet ergens aan bijdragen: een transitie, het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.”
Nieuwsgierig naar de Balans voor de Leefomgeving? Download het rapport via de website van het PBL.