Nederlands moet geen afrekenmechanisme zijn
Is foutloos gebruik van de Nederlandse taal iets van alleen Noord-Europese, witte, elitaire mensen? En zo ja, is het politiek correct om dan maar minder streng te zijn op spel- en taalfouten, zodat gekleurde Nederlanders en laaggeletterden beter kunnen meedoen? Taalwetenschappers zijn er niet enthousiast over, maar wat coulanter mag het hier en daar wel.
In reactie op het besluit van de Britse Universiteit van Hull om fouten in spelling, grammatica en interpunctie toe te staan, omdat dit gelijkheid zou bevorderen onder etnische minderheden, ontstond er ook in ons land een felle discussie. In haar opiniestuk in de Volkskrant deed HKU-student Hilde Roothart er nog een schepje bovenop: zij stelde dat de taal gekoloniseerd is door een homogene groep die Noord-Europees, wit, mannelijk en elitair is, en dat laaggeletterden buiten de boot vallen.
Maar hoe belangrijk is eigenlijk goede beheersing van de Nederlandse taal als norm om succesvol mee te draaien met de maatschappij? Zou het minder streng zijn op taalfouten echt zorgen voor gelijke kansen voor groepen die de taal minder goed beheersen? Of is dit betuttelracisme van de bovenste plank?
Taalwetenschappers en deskundigen noemen het een ingewikkelde discussie. Al is de vraag niet óf de standaardtaal elitair is, want dat is nu eenmaal zo, stelt promovendus Nederlandse taal en cultuur Marten van der Meulen (Radboud Universiteit Nijmegen). Vanaf de zestiende eeuw is het Nederlands namelijk afgebakend en bepaald door de elite. Nog steeds wordt de taal bewaakt van bovenaf, door instanties als onderwijs en overheid.
‘Aan de ene kant is het heel goed dat de universiteit minder discrimineert op taal’, stelt de promovendus. ‘Zodat niet meer, zoals vroeger, mensen die bijvoorbeeld ‘plat’ praten, minder kans op toelating hebben.’ Tegelijk noemt Van der Meulen het wrang dat juist de universiteit van bovenaf bepaalt om de standaardtaal niet meer aan te leren. Hiermee ontneem je studenten de kans kapitaal op te bouwen. Goede taalbeheersing is immers net als tafelmanieren een toegangsbewijs, een visitekaartje, aldus de promovendus.
Het ligt er wel aan over welk genre taal je het hebt, nuanceert Jacomine Nortier, universitair hoofddocent Taalkunde aan de Universiteit Utrecht. ‘Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen spreek- en schrijftaal. Serieuze media, informatieve teksten moeten foutloos zijn, vind ik. Ik kan bijvoorbeeld websites die vol spelfouten staan niet serieus nemen. Ik vind dat daar best wel strenge normen voor mogen gelden. Ook als universiteit mag je de norm van foutloos taalgebruik hanteren. Maar voor verschillende andere genres gelden weer andere regels. Op social media als Facebook en Twitter vind je bijvoorbeeld groepen laaggeletterde Nederlanders, die daarvóór nooit schreven en zich nu voor het eerst van geschreven taal bedienen. En ja, ze schrijven de ene na de andere spelfout. Daar kan je je misschien aan ergeren, maar hier moet je overheen kunnen stappen, vind ik. Dan moeten we niet te belerend zijn.’
Ook moeten we ons ervan bewust zijn dat de taal continu verandert, en dat dus ook de taalregels veranderen, stelt Nortier. ‘Studenten schrijven bijvoorbeeld nu heel vaak ‘als eerste’ in plaats van ‘ten eerste’, of gebruiken ‘zich focussen’, terwijl het ‘focussen’ is. Ik kom dat zo vaak tegen dat ik dat niet meer verbeter. Je ziet ook steeds meer verengelsing. Steeds meer mensen gebruiken ‘adresseren van een onderwerp’ in plaats van ‘een onderwerp aansnijden’. Vroeger werd ik zelf nog gecorrigeerd op het woord ‘uitvergroten’, dat was een germanisme. Dat is nu ook niet meer voor te stellen.’
Toch gaat het toestaan van spelfouten in het onderwijs te ver, vindt ook Floris Roelofsen, taalwetenschapper aan de UvA. ‘Duidelijk taalgebruik en argumentatie zijn natuurlijk wel ontzettend belangrijk. Dat moet niet in gevaar komen. Het volgen van grammaticale regels is daarvoor in het algemeen wel een basisvoorwaarde. Maar het is een complexe discussie. Tegelijk zijn er ook bepaalde spelling- en grammaticaregels, waar we wat mij betreft niet zo zwaar aan zouden moeten tillen, bijvoorbeeld de beruchte ‘d’-tjes en ‘t’-tjes.’
Lees het hele artikel op De Kanttekening.