Leraren moeten meer samenwerken voor beter onderwijs
Afgelopen najaar werd Erik Ex, docent geschiedenis op het Cygnus Gymnasium in Amsterdam, uitgeroepen tot leraar van het jaar. Ex maakt zich hard voor meer samenwerking tussen leraren. Hoe kan dat bijvoorbeeld helpen bij wereldburgerschap?
Nog gefeliciteerd met je verkiezing tot leraar van het jaar. Wat is je belangrijkste missie daarbij?
“Dat wordt me heel vaak gevraagd, maar mijn belangrijkste persoonlijke missie is gewoon ieder jaar om goed les te geven. Wat ik daarbij vooral heel belangrijk vind is dat leraren goed met elkaar samenwerken. Heel veel leraren zijn koning in hun klaslokaal en draaien hun eigen programma. Ik denk echter dat het onderwijs veel beter zou kunnen worden als we veel meer bij elkaar in de klas zouden kijken en een stukje van onze eigen autonomie loslaten.”
“Denk bijvoorbeeld aan samen meer afspraken maken. In het vo hebben we best wel veel te maken met klassenmanagement. Kinderen van 12 tot 18 jaar zijn onstuimig, en hebben verschillende dingen aan hun hoofd, waarvan school er maar één van is. Als je bijvoorbeeld nog maar twee of drie jaar voor de klas staat, kan dat een hele uitdaging zijn. Dan kunnen die collega’s met meer ervaring je daarbij helpen. Door een lijn te trekken die voor alle leerlingen duidelijk is. Bijvoorbeeld met betrekking tot mobieltjes of de start van een les.”
In 2017/2018 heb je zelf internationale ervaring opgedaan tijdens een lange reis van Finland naar Singapore, waarbij je overal scholen, universiteiten, lerarenopleidingen, en soms zelfs ministeries van onderwijs hebt bezocht. Wat is je het meest bijgebleven?
“Waar ik de laatste tijd steeds vaker aan terugdenk is de tijd die we in Oekraïne hebben doorgebracht. We hebben daar gezien dat het onderwijs zo nationalistisch was geworden. Het had meer als doel gekregen om goede, rechtgeaarde Oekraïense burgers op te leiden. Ze wilden bijvoorbeeld in de geschiedenislessen meer tonen dat Oekraïne Europese wortels heeft, in tegenstelling tot Russische wortels bijvoorbeeld. Met de oorlog die nu gaande is, snap ik dat nu meer.“
“Verder denk ik vaak aan terug aan alle leraren die we hebben ontmoet. Ik vond het prachtig om te zien dat we allemaal op een bepaalde manier op elkaar lijken. Je hebt gelijk een band met elkaar, je deelt een soort zelfde bezieling. Ook de kinderen overal ter wereld lijken zo op elkaar. Ook in Georgië zijn ze bezig met ‘hoe kan ik precies genoeg leren om een zes te halen’. Ze lijken heel erg op mijn leerlingen. Dat vond ik een leuke conclusie.”
Ben je na afloop van je reis anders gaan kijken naar het onderwijs in Nederland?
“Wat ik heb gezien in andere landen is dat scholen en lessen veel meer op elkaar lijken. Dat komt denk ik omdat daar scholen meer onderdeel zijn van de staat, en werken volgens voorgeschreven programma’s, waarin staat hoe ze moeten omgaan met bepaalde dingen. Wanneer een leraar bijvoorbeeld in Estland binnenkomt in een lokaal gaan alle leerlingen opstaan om hem of haar te begroeten. Alle scholen doen dat overal in het land hetzelfde. Daardoor ontstaat een vorm van collective teacher efficacy. Door op eenzelfde manier te werken is het duidelijker voor leerlingen wat er van ze verwacht wordt.”
Is het Nederlandse onderwijssysteem dan te vrij, bijvoorbeeld dankzij artikel 23?
“Misschien wel ja. Ik denk dat dit artikel niet meer van deze tijd is. Het is 105 jaar geleden bedacht, in een tijd van verzuiling. Die verzuiling is voorbij en dat willen we ook graag zo houden. Maar de huidige vrijheid kan wel weer opnieuw leiden tot nieuwe verzuiling, we noemen dat nu bubbels. Als we dat verder in de hand willen werken, moeten we vooral zo doorgaan. Ik denk dat meer samenwerking onder leraren dit kan tegengaan.”
Als columnist schrijf je voor Trouw over onderwijs en ga je in op het belang van het leren over niet-westerse personen, gebeurtenissen en ontwikkelingen om een ander perspectief op ons verleden te krijgen. Heb je deze brede blik op de wereldgeschiedenis altijd nagestreefd?
“Nee, dat is gaandeweg wat meer ontstaan. Het is natuurlijk de laatste tijd ook meer in opkomst. Ons geschiedenisonderwijs is gewoon heel erg westers georiënteerd. Tegelijk is er veel ruimte voor docenten, zeker in de onderbouw, om hier meer mee te doen. Ik denk dat we die ruimte moeten pakken om onze leerlingen meer wereldburgerschap aan te leren. Onze wereld wordt steeds kleiner. Dat betekent dat je je te verhouden hebt tot anderen, bijvoorbeeld migranten.“
“Ook heb je je te verhouden tot wie wij zijn in de wereld. Hoe worden wij gezien als Nederland in de wereld? Ook dat verandert steeds meer. Ik denk dat het heel goed is als wij ons daarvan bewust zijn. Onze leerlingen zullen heel vaak in contact komen met mensen uit het buitenland. Ook in Nederland natuurlijk, zeker in Amsterdam.”
Lees het hele verhaal op de website van Nuffic.