Maan boven Vleuterweide. een van de wijken van Utrecht. Foto: Pieter Verbeek.

Stappen vooruit in steden en regio’s

Een nieuw kabinet moet scherper nadenken over de vraag hoe het regionale ontwikkeling kan faciliteren, zeggen directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) Hans Mommaas en voorzitter van Bouwend Nederland Maxime Verhagen. ‘Onderscheidbeleid’ is het toverwoord, als het om de kleinere steden, dorpen en regio gaat. Ook de bereikbaarheid van de ‘grote stad’ is een aandachtspunt. Belangrijk daarbij is: schakelen tussen de nationale, regionale en lokale infrastructuur.’

De trek naar de grote stad is al jaren bezig. Daar wordt het meeste geld verdiend, zijn de meeste banen te vinden en trekken de meeste mensen naartoe. De stedelijke regio’s worden als de motor van onze economie gezien. Hun economische groei staat dan ook hoog op de agenda, om hun internationale concurrentiepositie te verbeteren. Ook kleinere steden zijn in trek. ‘65 Procent van onze bevolking woont in steden die minder dan 100.000 inwoners hebben,’ vertelt Hans Mommaas, directeur van het PBL. ‘Het zijn vooral de steden die zich onderscheiden met innovatie en kennisontwikkeling, steden dus met hogescholen en universiteiten, die aantrekkelijk zijn. Dat komt omdat we een kenniseconomie hebben, waarin human capital enorm belangrijk is.’ 

Minder aandacht voor dorpen en regio’s

Voor de kleinere steden, dorpen en regio’s in ons land is er minder aandacht, aldus het vorig jaar verschenen rapport Balans van de Leefomgeving 2016 van het PBL. Zij hebben moeite om hun aantrekkingskracht te behouden, kampen met wegkwijnende binnensteden, leegstaande winkels, scholen en huizen en zien hun jongeren en hoger opgeleiden wegtrekken. Dit leidt weer tot verschillen in inkomen, opleiding, werkgelegenheid en gezondheid. Regio’s zoals de Kop van Noord-Holland en Noordoost-Groningen hebben dan ook dringend ontwikkeling nodig. Een duidelijk ontwikkelverhaal ontbreekt echter, stelt Mommaas. ‘Zo’n verhaal is er alleen voor steden waar diensten en kennis aanwezig zijn en kruisbestuiving plaatsvindt van publiek beleid en economische ontwikkeling. Voor de andere categorie steden, die meer drijft op mbo-opleidingen en lager onderwijs, is er geen ontwikkelverhaal. Het zijn van oudsher steden met een regionale geschiedenis, waar ooit industrie bloeide, die was gestoeld in een regionale arbeidsmarkt. Nu die industrie weg is, worstelen ze met de vraag hoe ze zich nu kunnen onderscheiden.’ ‘Voor kleinere steden, dorpen en regio’s ontbreekt een ontwikkelverhaal’

Een blauwdruk daarvoor is er niet, stelt Maxime Verhagen, voorzitter van Bouwend Nederland. ‘De krimpgebieden in ons land vragen ieder een eigen aanpak als het gaat om leefbaarheid en voorzieningen. We moeten meer onderscheidbeleid maken.’ Behalve als het gaat om bouwen. ‘We hebben lang gedacht dat we juist in krimpgebieden niet meer moeten bouwen, omdat je bouwt aan leegstand. Maar juist om het leefbaar te houden moet je wijken transformeren of nieuwbouw opzetten zodat ze aantrekkelijk blijven. Doe je dat niet, dan gaat het hele voorzieningenniveau omlaag en kom je terecht in een spiraal naar beneden.’ 

Regionale differentiatie

Ook Mommaas erkent dat er geen eenduidig model bestaat om regio’s te helpen. ‘Regionale differentiatie is de norm. Regio’s moeten zelf heel scherp kijken naar hun eigen verhaal, naar hun eigen ontwikkeling, concurrentiekracht en wat de economische waarden zijn in hun regio. Kijk welke kansen zich voordoen. Sommige regio’s zijn daarin geslaagd. Eindhoven zag de DAF-fabriek sluiten maar zag dankzij de opkomst van ASML de regionale economie versterken. Tilburg heeft na de sluiting van de textielindustrie op eigen kracht een economische positie bemachtigd op de as tussen Rotterdam en het Ruhrgebied in Duitsland.’

Om als regio sterker te worden is samenwerking van essentieel belang, benadrukken zowel Mommaas als Verhagen. ‘Agglomeratie-effecten zijn belangrijk,’ aldus de directeur van het PBL. ‘Gemeenten zijn zich donders goed bewust dat ze op zoek moeten naar regionale samenwerking. Woon-werkmilieus functioneren immers al stadsregionaal. In de economie wordt dan ook steeds meer stadsregionaal gedacht.’

Om vraagstukken als leefbaarheid, betaalbaarheid van woningen en verduurzaming aan te pakken is er zelfs een bovenregionale aanpak nodig, stelt Verhagen. ‘Tot 2040 hebben we in Nederland 1 miljoen woningen nodig. Wat we op dit moment zien, is dat gemeenten achterlopen als het gaat om plancapaciteit en vergunningen en eigenlijk ontbreekt het ook aan samenhang in de vraag hoe we die woningen gerealiseerd krijgen.’

Verhagen pleit daarom voor meer regie om de regio beter neer te zetten. ‘Kijk naar Limburg. In Heerlen heb je leegstand, in Maastricht is geen huis te krijgen. Tegelijk ontwikkelt de Chemelot Campus (een groot industriecomplex voor de chemische industrie dat steeds meer een campus voor onderzoek en ontwikkeling wordt, red.) in de regio zich enorm, wat kenniswerkers vanuit de hele wereld aantrekt. Die willen een mooi huis. Of dat nu in de ene of de andere stad is, maakt hun niet uit. Als het maar dichtbij de campus is. Als een Zweeds bedrijf in Amsterdam een datacentrum wil opzetten, dan kijk je bovenregionaal waar de capaciteit ligt. Lelystad of Almere horen dan ook bij de agglomeratie. Als de stad Amsterdam het alleen zou moeten doen, zou het al snel nee moeten verkopen aan buitenlandse bedrijven.’

‘In de economie wordt steeds meer stadsregionaal gedacht’

Is er voor het rijk een rol weggelegd om regio’s die achterblijven erbovenop te helpen? Mommaas ziet weinig heil in het versterken van regio’s. ‘Dat is niet meer dan plug-in economie. Je plugt een bedrijf in de regio en hoopt dat het verweven raakt met de regionale economie. Het lijkt te werken maar het is te eenzijdig. Het raakt niet regionaal geworteld, zoals bijvoorbeeld ASML dat wel is in de regio van Eindhoven. Wat het rijk wel kan doen is ontwikkeling faciliteren door bijvoorbeeld goede infrastructuur te helpen opzetten en een goede analyse te maken van de regio. Momenteel gebeurt dat bijvoorbeeld via de City Deals van Agenda Stad. Je zou ook aan regiodeals kunnen denken om met gerichte investerings- en kennisinstrumenten regio’s te prikkelen.’

Leiden. Foto: Pieter Verbeek.

Focus

Waar moet het nieuwe kabinet straks de focus op leggen? Mommaas: ‘Het moet oog hebben voor de regionale differentiatie en scherper in haar beleid nadenken over hoe regionale ontwikkeling te faciliteren. Ga wat meer werken in het verlengde van de City Deals. Daarnaast moet het kabinet aandacht hebben voor de trek naar de grote steden. De infrastructuur komt daar onder druk te staan, zo blijkt ook uit ons onderzoek. De bereikbaarheid van die steden moet je ook benaderen vanuit de regionale opgave. Denk aan de interactie tussen wonen in de regio en werken in de stad. Belangrijk is dat de infrastructuur daarvoor op orde is. Mensen willen gemakkelijk het openbaar vervoer bereiken voor hun woon-werkverkeer. Zorg ervoor dat bussen, metro, tram, fietspaden op orde zijn. Hier ligt dus een uitdaging: schakelen tussen nationale, regionale en lokale infrastructuur.’

Ook Verhagen dringt er bij het nieuwe kabinet op aan te focussen op het ordenen van de infrastructuur. ‘Stop met de bezuinigingen en maak een bovenregionaal fonds voor bruggen en viaducten. Uit een onderzoek blijkt dat momenteel zo’n vierduizend bruggen aan het eind van hun levenstermijn staan. Daar is nu te weinig geld voor gereserveerd.’ Verder moet de nieuwe regering volgens Verhagen zorgen voor rust op de hypotheekmarkt en de verduurzaming van woningen stimuleren, bijvoorbeeld door een deel van de verhuurdersheffing daarvoor te gebruiken. Daarbij ziet hij voor het kabinet een faciliterende maar ook coördinerende rol. ‘Als minister kun je veel meer dan alleen wet- en regelgeving. Je kunt veel stimuleren. Breng partijen bij elkaar. Samen zullen die eerder in staat zijn oplossingen te bedenken voor de vraagstukken waar we de komende tijd mee te maken krijgen dan alleen.’

Dit artikel is verschenen in de special Kabinet Aan Zet van magazine Publiek Denken.

You may also like