Meer oog voor de onzichtbare rijkdom van sociale netwerken in de stad
In haar boek ‘Wij zijn de stad’ brengt Floor Milikowski de vaak onterecht onzichtbare rijkdom van de kracht van inwoners in de buitenwijken van de stad in kaart. Beleidsmakers zouden daar veel meer mee kunnen doen. Daarover gaat ze in gesprek met deelnemers van de Dag van de Stad in Tilburg. ‘Het gesprek aangaan met bewoners, het uitwisselen van kennis, is heel waardevol.’
Wat ga je precies doen op de Dag van de Stad?
“Daar ga ik in een Boekenclub gesprek aan over mijn boek ‘Wij zijn de stad’, dat gaat over gemeenschapsvorming in de stad. Dat is echt een kracht en rijkdom waar we meer gebruik van kunnen maken. Er zijn al veel bestaande netwerken, die zelf werken aan versterken van hun buurten.”
Hoe sluit dat aan bij het thema ‘De stad van iedereen’?
“Wat we de laatste decennia als insteek hebben gehad bij de aanpak van kwetsbare wijken is dure appartementen te plaatsen. Na de urbanisatie van de jaren ’60 en ’70 is er echt in onze steden een tendens van gentrificatie ontstaan. Steden moeten tegenwoordig internationaal concurreren, de creatieve klasse moet zich er vestigen. Dan komt het wel goed met iedereen, is daarbij de gedachte. Vanuit deze Trickle-down gedachte zouden meer ook kwetsbare bewoners daar beter van worden. Want als de inkomens in een wijk stijgen, zouden ook zij daar uiteindelijk van profiteren. Wat je ziet is dat met het aantrekken van hoger opgeleiden die meer verdienen inderdaad de cijfers van de wijken omhooggaan. Wat die cijfers echter niet laten zien is dat kwetsbare bewoners worden verdrongen uit hun wijk, dat lokale voorzieningen, zoals buurthuizen en bibliotheken, de deuren sluiten. De bestaande bewoners profiteren dus niet echt van de vernieuwing. Inmiddels weten we dat het geld dat verdiend wordt niet in de wijken blijft. Dat wordt toch weer elders uitgegeven. Hoe kun je er nu voor zorgen dat zij wel beter van worden van vernieuwing, als hun huizen moeten worden gesloopt? We moeten dus zoeken naar modellen die ten goede komen van de samenleving als geheel.”
Je noemt de gemeenschapsvorming een onterecht onzichtbare rijkdom in de buitenwijken? Waarom?
“Buurtinitiatieven worden heel vaak onderschat. We denken dan al snel dat een buurtmoestuin schattig gerommel in de marge is, maar het is veel meer dan dat. Mensen hebben sociale netwerken en buren nodig. Denk aan informele netwerken, maar ook aan buurthuizen. De cohesie is dan ook van oudsher sterker in kwetsbare wijken. De actieradius van lagere economische groepen is niet zo groot. Ze stappen niet op hun Van Moof om aan de andere kant van de stad koffie voor vier euro te drinken. In die wijken ben je veel meer afhankelijk van je buren: om op elkaars kind te passen, om boodschappen te doen voor de oudere buurman. Ook in slechte wijken vind je vaak een rijkdom aan menselijke verbanden, die je niet altijd ziet. De sloop van woningen breekt vaak die sociale netwerken op. Dat komt bij de meer kwetsbare groepen veel harder aan. Ze hebben niet altijd het vermogen iets nieuws op te bouwen. “
Maar zie je niet juist vaak weinig sociale cohesie in achterstandswijken?
“Dat komt omdat sociale huur vooral toegankelijk is geworden voor mensen met meervoudige problemen. Het zijn de echt kwetsbare mensen die zo bij elkaar komen te wonen, en zo krijg je kwetsbare wijken. Als je veel van zulke mensen bij elkaar hebt wonen, ontstaat er ook geen kracht. We kunnen ons afvragen of de ontwikkeling wel goed is dat sociale huur alleen toegankelijk is voor kwetsbare mensen. In welke wijken komen mensen tot bloei? Het mengen van buurten kan goed zijn. Als het maar niet ten koste gaat van bestaande bewoners en als waardevolle bestaande voorzieningen en netwerken behouden blijven. Neem de bewoners en leefbaarheid als uitgangspunt bij het verdichten van stadswijken, in plaats van dure appartementen te bouwen. We zien het hele opbouwwerk langzaam terugkomen.”
Welke wijken komen in je boek terug?
“In mijn boek kijk ik onder meer naar de wijk Venserpolder in Amsterdam Zuidoost. Het is een arme wijk met veel werkloosheid, armoede en kleine criminaliteit. In een van de flatblokken hebben vrouwen uit de buurt in een binnentuin een moestuin geopend. Daar zijn tientallen vrouwen bij betrokken geraakt. Ze organiseren cursussen, leren tuinieren en leren elkaar meer over gezond eten. Je kan denken hoe knullig of schattig is dit, maar het brengt heel wat teweeg. De vrouwen worstelen elke dag met zorgtaken. Er is eenzaamheid, en de omgeving is ook niet makkelijk. In de moestuin zorgen ze voor elkaar, delen ze hun kracht en kunnen ze zelf ook weer wat toevoegen aan het initiatief. Dan zie je tegelijk hoe zo’n mooi initiatief zoveel moeite heeft moeten doen om deze plek te krijgen en behouden van de gemeente. Nog steeds is het een constante strijd om het te behouden, want de gemeente kan er ook andere dingen mee doen. Dan denk ik: gemeente omarm dit nou. Een andere wijk waar ik naar kijk in mijn boek is de Jacob Geelbuurt in Nieuw-West. Hier zijn een groot aantal flats gesloopt, en is vanuit de wijk een sociaal cultureel project ontstaan, met een podcastreeks en een museum om de bewonersverbanden, het sociale netwerk, in kaart te brengen. Het laat zien wat het met mensen doet als je huis wordt gesloopt. Voor sommige bewoners was het echt hartverscheurend. Ze woonden bijna hun hele leven in de wijk, hun kinderen zijn groot geworden in het huis. We staan te weinig bij stil bij de pijn en schade die het voor mensen kan opleveren.”
In je boek gaat het over Amsterdam, maar in hoeverre geldt het ook voor andere steden?
“De kracht die ik beschrijf in de wijken in Amsterdam is ook universeel. Die is heel identiek in andere steden en dorpen te vinden. Het is in elke wijk, dorp of stad in Nederland toepasbaar. Overal worden kwetsbare bewoners niet erkend.”
Wat wil je de bezoekers op de Dag van de Stad meegeven?
“Ik wil het gesprek aangaan omdat er ook heel veel goede wil bestaat. Er is veel behoefte om het anders te doen, ook al zijn er weinig kant en klare voorbeelden om uit te werken. We doen het nu ruim dertig jaar op een bepaalde manier, nu moeten we meer de maatschappelijke waarde centraal stellen. Het gesprek aangaan met bewoners, het uitwisselen van kennis, is daarbij heel waardevol.”
Lees het hele artikel op Agenda Stad.