Wanneer is een aanslag terroristisch?

‘Als het een moslim was, zouden jullie het allang terrorisme noemen.’Onder veel moslims heerst het gevoel dat media moslims en islamitische organisaties veel sneller als terroristisch bestempelen. Want wat maakt een eenmansactie van een Afghaan op Amsterdam Centraal terroristisch, maar een schietpartij door een witte man in Las Vegas, waarbij 59 mensen omkwamen, niet?

Afgelopen zomer werd het Britse Plymouth opgeschrikt toen een man zes mensen doodstak. Geen terrorisme, luidde al snel het officiële bericht. De dader was een zogeheten ‘incel’, involuntary celibate: iemand die onvrijwillig celibatair leeft – dus geen seks heeft, maar dat wel wil. Op social media was er kritiek. ‘Alleen omdat hij geen moslim is of iemand van kleur, betekent het niet dat dat geen terrorisme is.’ Of: ‘Als iemand mensen doodschiet en -steekt is het een terreurdaad. Dan maakt het niet uit wat de kleur van hun huid is.’

Deze kritiek klinkt vaker. Toen eerder afgelopen zomer de Canadese premier Justin Trudeau de aanslag van een witte man op een moslimfamilie in London, Ontario wel als een terroristische daad bestempelde kreeg hij veel bijval van moslims. Eindelijk iemand die het begreep, die zag dat moslims ook slachtoffers kunnen zijn van terrorisme en witte mensen de dader, vonden ze.

Te veel definities

Wat maakt een dodelijke aanval terroristisch? Echt duidelijke regels lijken te ontbreken. ‘Dat komt onder meer omdat de druk zo groot is op de politiek en de media’, stelt veiligheidsdeskundige Jelle van Buuren, werkzaam bij het Institute of Security and Global Affairs en universitair docent aan de Universiteit van Leiden. ‘Als we zeggen dat het om een verward persoon gaat, reageert men ter rechterzijde vaak boos: uit politiek-correcte overwegingen zouden wij niet willen zeggen dat het om een moslim gaat. Als we de dader een moslimterrorist noemen reageren moslimjongeren weer boos, omdat witte mannen die een aanslag plegen nooit als terrorist zouden worden omschreven. De maatschappelijke polarisatie maakt dit allemaal erg lastig.’

Wanneer een aanslag of een steek- of schietpartij als terrorisme wordt betiteld is een lastige vraag, aldus Van Buuren. ‘Verschillende partijen gebruiken eigen definities voor verschillende doelen. Voor het Openbaar Ministerie is de juridische definitie leidend. Voor de NCTV (Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, red.) de beleidsmatige definitie. De wetenschap hanteert definities die soms weer net iets anders zijn en bovendien onderling nog eens verschillen. Dat creëert de spraakverwarring, zeker op de sociale media. Soms is dat politiek aangedreven, maar soms gebruiken mensen het etiket ‘terrorisme’ ook om vooral aan te geven hoe verschrikkelijk de gewelddaad is.’

Een verward persoon kan, tussen alle waanbeelden door, op heldere momenten rationeel handelen en daarbij ook religieuze of politieke motieven hebben. Het is uiteindelijk de rechter in ons land die bepaalt of iets terroristisch is of niet, legt Van Buuren uit. ‘Die kijkt of er een psychosociale stoornis is, en of er tijdens de daad intenties of motieven waren om een terroristisch gemotiveerde daad te plegen. De rechter beslecht de juridische discussie daarmee uiteindelijk. Maar de politieke en publieke discussies blijven dan doorgaan. Rechters worden omschreven als ‘slappe D66-ers die niet durven zeggen waar het op staat’, of critici hebben het over ‘een van de islamieten die we hebben binnengelaten in ons land’. Wie ervan overtuigd is dat een bepaalde gewelddaad terrorisme is, zal zich niet snel laten overtuigen door een wetenschappelijke definitie of door een juridisch oordeel.’

‘Belangrijk dat journalisten niet toegeven aan de druk om snel iets in een hokje te plaatsen’

Politie in het Britse Plymouth nadat ‘incel’ Jake Davison zes mensen vermoordde in augustus (Beeld: YouTube)

Voor journalisten wordt het er niet gemakkelijker op, stelt Van Buuren. ‘Het is belangrijk dat je als journalist niet toegeeft aan de druk om snel iets in een hokje te plaatsen, ondanks de enorme druk van alle kanten om ergens dat etiket op te plakken. Je moet je stug bij de feiten blijven houden, en het stempel ‘terrorisme’ nog niet gebruiken als dat nog niet vaststaat. Daar is durf voor nodig, want als journalist kun je het bijna niet meer goed doen’, zegt hij.

De rechter heeft het laatste woord, maar daar kunnen journalisten niet altijd op wachten, vervolgt hij. Volgens Van Buuren is het daarom zaak dat journalisten helder en feitelijk uitleggen waarom ze besluiten een gewelddaad als terrorisme te definiëren. In sommige gevallen geven de feiten daar aanleiding toe, bijvoorbeeld als de dader een videoboodschap heeft gemaakt waardoor het motief of de achtergrond duidelijk wordt. ‘Maar zolang de feiten nog niet zo duidelijk voor zich spreken, is het beter een slag om de arm te houden en dat ook helder uit te leggen’, legt hij uit. ‘Dat blijft lastig, zeker door de snelheid en heftigheid van de sociale media-discussies. Daar is men minder terughoudend om iets te beoordelen. Daarom staan reguliere media dan ook al snel met 2-0 achter.’

Hoe zit het bij de media zelf? Zijn er richtlijnen die bepalen wanneer ze een aanslag terroristisch benoemen? De Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) schrijft er in ieder geval niets over voor, legt secretaris Thomas Bruning uit. ‘We hebben er zelf geen beleid over. We vinden het meer de verantwoordelijkheid van de redacties om daarover keuzes te maken. We proberen wel onze achterban te informeren en te helpen zorgvuldig te zijn in de keuzes via ons vakblad en via trainingen’, zegt hij. ‘Als NVJ vinden we het natuurlijk wel belangrijk dat journalisten er zorgvuldig mee omgaan. Hoe komen jullie tot dit soort discussies? Hoe zorg je ervoor dat je niet stigmatiseert? Hoe word je je bewust van het effect van je keuze? Het is daarom belangrijk dat redacties hierover discussies voeren, zodat er geen selectieve keuzes worden gemaakt.’

De NOS heeft dat al veelvuldig gedaan. De afweging om een aanslag terroristisch te noemen of niet deelde de omroep vorig jaar online in het artikel ‘Wanneer noemen we een aanslag terroristisch en wanneer niet?’ Zo spelen afkomst en geloofsovertuiging geen rol in de overweging of een aanslag wel of niet het label ‘terroristisch’ krijgt. Ook heeft de NOS haar definitie aangepast.

‘In het verleden zeiden we dat er sprake moest zijn van een politiek motief, maar dat is soms lastig vast te stellen’, schrijft de redactie. ‘Daarom is onze definitie nu breder: als de aanslag als doel heeft maatschappelijk ontwrichtend te zijn, en ook echt maatschappelijk ontwrichtend is, noemen we het ook terrorisme. Maar soms is het moeilijk. Het nieuws ontwikkelt zich, vaak is er later meer informatie en soms moeten we de omschrijving dan aanpassen.’

Een voorbeeld daarvan is de aanslag in El Paso uit 2019, in de Amerikaanse staat Texas, waarbij een witte man 22 mensen doodschoot. Een dag later bleek dat de schutter specifiek mensen van Mexicaanse afkomst had vermoord. Dat was het moment dat de NOS toch besloot de aanslag terroristisch te noemen.

Er zijn een paar punten waar een terroristische aanslag volgens de NOS in ieder geval aan moet voldoen. De dader moet hebben gehandeld uit naam van zijn geloof, een politiek standpunt of ideologie. En hij wilde angst zaaien of iets van de overheid gedaan krijgen met zijn daad.

Aannames

Het beeld dat een aanslag sneller als terroristisch wordt bestempeld als de dader een islamitische achtergrond heeft is hardnekkig. Tegelijkertijd vragen sommigen zich af waarom de dodelijke aanslag van bijvoorbeeld Dylann Roof op een zwarte kerk in Charleston, South Carolina (2015) niet terroristisch wordt genoemd, maar enkel racistisch. Of waarom de dodelijkste schietpartij in de VS – een witte man die in 2017 in Las Vegas 59 mensen doodschoot – geen terreurdaad is.

Verandermanager Yvonne Snitjer van educatiecentrum Al Eureka geeft aan dat moslims sneller worden neergezet als terroristen dan niet-moslims. Haar stichting richt zich op duurzame persoonlijke ontwikkeling en groepsontwikkeling in Nederland en Libië. ‘Je ziet dat media voorzichtiger worden als er een aanslag wordt gepleegd. De term ‘verwarde man’ wordt vaker gebruikt. Toch heeft de recente geschiedenis al genoeg schade verricht door een niet-westerling sneller weg te zetten als terrorist.’

Een verklaring volgens Snitjer is dat moslimhaat enorm is toegenomen. ‘Gevoel speelt daarbij een sterkere rol dan de ratio. Enkel het uitroepen van de kreet ‘Allahoe akbar’ maakt iemand al tot een terrorist. En als diegene dan een aanslag pleegt, wordt dit al snel als terroristisch bestempeld.’ Als voorbeeld noemt Snitjer de truck-aanslag in Nice in 2016.

‘Dat de dader nooit een Koran heeft gelezen, dagelijks alcohol dronk en regelmatig wiet rookte werd nauwelijks gehoord en niet meegenomen in de beleving. Dat hij ‘Allahoe akbar’ zei was voldoende om zijn daad als een terroristische aanslag weg te zetten. We moeten de zaken eerlijk en nuchter bekijken, vanuit het principe van gelijkwaardigheid. Hierbij moeten we ook kritisch naar onszelf durven kijken, naar onze angsten en de invloeden hiervan op ons oordeel.’

Zo blijft het motief achter de dodelijke steekpartij in het Duitse Würzburg van afgelopen juni, waarbij de aanslagpleger op blote voeten liep, een mondmasker droeg en volgens een ooggetuige ‘Allahoe akbar’ riep, een raadsel. Snitjer: ‘Bij dit soort gevallen is het goed om bepaalde aannames achterwege te laten en alleen te benoemen wat je ziet. De media hebben bericht dat de motieven onbekend zijn en dat de man bij de politie bekend is, maar ook dat er niet direct een verband was met radicalisering, dat hij een geradicaliseerde moslim was.’

‘Enkel het uitroepen van de kreet ‘Allahoe Akbar’ maakt iemand al tot een terrorist’

Media moeten voorzichtig zijn in wat ze opschrijven, vindt Snitjer. ‘Ook woorden als ‘mogelijk terroristisch’ of ‘het is onbekend of het gaat om een terroristische aanslag’ impliceren al iets. We krijgen dan vaak de eerste boodschappen en communicatie mee, maar de afloop en verdere onderzoeksverslagen niet. Met de angst die er is in de samenleving moeten we meer letten op onze woorden.’

Dit artikel is eerder gepubliceerd op de website en in het magazine van De Kanttekening. Lees het verhaal daar. 

You may also like